Over de kunstenaar

Het gebeurd niet vaak dat ik bij het maken van een biografie denk dat het net een film of avonturenroman is. Terwijl veel kunstenaars alles behalve saai zijn.

André Lasserre heeft behoorlijk wat meegemaakt, behalve kunstenaar was hij ook een bon vivant, communist, spion en verzetsstrijder, gevangene en balling. Het is indrukwekkend, ik heb geprobeerd het kort te houden.

André Lasserre (Veyrier, Zwitserland 1902- Lausanne 1981), arriveerde in 1912 met zijn familie in Parijs, zijn moeder was een Française.

Hij volgde de opleiding voor architect (1917-1918) waar hij leerling was van Robert Mallet-Stevens en Auguste Perret. Toch was het niet wat hij wilde. In 1918 ging hij daarom naar de École Nationale Supérieure des Beaux-Arts, de opleiding was echter zeer klassiek en gericht op de Renaissance en Antieke oudheid. Na een jaar besloot hij te stoppen en in de leer te gaan bij een architectenbureau.

Na twee jaar was het voor hem duidelijk dat zijn hart toch bij de kunst lag en volgde toen met succes de meer moderne Academie de la Grande Chaumière (1921-1925), hij was daar leerling van de beeldhouwer Antoine Bourdelle. Daar ontmoette hij ook zijn vrouw Suzanne Walhart.

Hij voelde zich erg aangetrokken tot de animalisten, de beeldhouwers en schilders die dieren willen vastleggen in hun tekeningen, schilderijen en sculpturen. Hij werkte s' morgens in de Jardin des Plantes (dierentuin) en in de middag werden zijn tekeningen uitgevoerd in steen, hout, gips, keramiek of brons in zijn atelier. Lasserre woonde en werkte in Montparnasse, in 1926 had hij zijn 1e solotentoonstelling in de galerie van Léopold Zborowski, die zeer geïnteresseerd was in zijn werk. Hij exposeert regelmatig. In 1928 maakt hij echt naam als animalist, zijn tekeningen en sculpturen vallen in de smaak bij de kunstcritici en er verschijnt ook een speciale catalogus.

André Lasserre ging helemaal op in de kunstwereld van het Montparnasse in de jaren 20, hij sluit zich aan bij een groep kunstenaars, hij raakt goed bevriend met André Derain, Elie Faure, Georges Malkine, maar ook Moïse Kisling en Pablo Picasso komen regelmatig voor in zijn dagboeken en correspondentie. Er is een beroemde foto van Man Ray waar Lasserre samen met George en Yvette Malkine, André de la Rivière en Robert Desnos poseren.

Eind 1928 wordt hij verliefd op de actrice en danseres Lena Amsel, zij komt een jaar later tragisch om het leven bij een geïmproviseerde autorace tussen de Bugatti van Lena Amsel en die van André Derain.

In hetzelfde jaar luidt de financiële crisis een moeilijke tijd in voor Lasserre, als ook Zborowski overlijdt in 1932, is zijn situatie erg moeilijk. Gelukkig krijgt hij steun van goede vrienden en kan hij ook exposeren bij Hébrard.

Inmiddels gescheiden hertrouwt hij in 1931 met Juliette Ziegert, een Duitse fotografe en assistente van Germaine Krull bij de Alliance-photo studio van Maria Eisner.

Tijdens een reis naar Bremen in 1934, op bezoek bij familie van zijn vrouw, komen ze in aanraking met het Nazisme en de invloed die dat heeft op het alledaagse leven. Bij terugkomst in Parijs sluiten ze zich aan bij de Vereniging voor revolutionaire schrijvers en kunstenaars. De vereniging staat dicht bij de Communistische Partij. Lasserre is erg actief, demonstreert, o.a. bij de grote demonstratie op Père Lachaise in mei 1936. Hij werkt ook aan het monument voor Paul Lafargue (1936), het monument wordt in 1940 weer verwoest.
Sinds hun bezoek aan Bremen wordt het echtpaar ook gecontroleerd door de veiligheidsdienst, onder meer door hun connecties met de Alliance-photo studio. Begin 1940 krijgen ze beiden wel de Franse Nationaliteit.

In 1939 wordt de Communistische partij verboden, maar beiden zetten hun activiteiten voort. In april 1940 wordt hun huis doorzocht en allebei gearresteerd, ze worden beschuldigd van het verstrekken en handelen in Zwitserse paspoorten voor mede communisten en verraad, ze zouden ook een militaire plattegrond hebben aangetroffen. Beiden belandden in de Militaire gevangenis in Toulon, ook de Zwitserse vice-consul en zijn vrouw, die inderdaad documenten had verstrekt aan Lasserre wordt opgepakt. De documenten waren bedoeld voor Joodse communisten in Oost Europa, zodat ze naar Zwitserland konden vluchten.
Zwitserland geeft geen enkele steun, maar veroordeeld deze actie en van het echtpaar Lasserre wordt zelfs de Zwitserse nationaliteit afgenomen. Ook hun Franse nationaliteit wordt hun afgenomen.

Het Vichy bewind was inmiddels een feit, ze worden allebei tot de doodstraf veroordeeld en in 1941 overgedragen aan de Duitse autoriteiten en belanden uiteindelijk bij de Gestapo in Parijs. Later wordt dit oordeel omgezet in levenslange dwangarbeid, mede door tussenkomst van de Zwitserse regering die uiteindelijk ook de Zwitserse vice-consul en zijn vrouw naar Zwitserland repatrieert. Voor Lasserre en zijn vrouw geldt dit echter niet. De Duitse familie van zijn vrouw, hoort van hun omstandigheden en de broer van zijn vrouw, officier van de Whermacht, regelt dat ze door een bevriende relatie worden overgebracht naar Duitsland (Beieren) waar ze zich relatief vrij kunnen bewegen, zij het onder toezicht. Maar Lasserre zit niet stil en hij krijgt connecties met een beweging (KDP) die soldaten aanmoedigt te deserteren en hulp geeft aan krijgsgevangenen.
In oktober 1943 moet hij dwangarbeid verrichten, hij komt in contact met Franse krijgsgevangenen, en hij voert sabotagehandelingen uit, daarnaast nemen ze beiden deel aan een netwerk voor plaatsing van Joodse onderduikers en nemen ze een Canadese vliegenier in huis.

Lasserre wil Duitsland ontvluchten om zich aan te sluiten bij de Maquis (Franse verzet). Één van zijn zwagers dreigt hem neer te schieten als hij gaat. Uiteindelijk wordt hij verraden en eindigt in een cel bij de Gestapo in München in februari 1945. Na een bombardement op de gevangenis wordt hij samen met andere gevangenen naar Dachau gestuurd, te voet.
Hij arriveert uiteindelijk in Dachau, 6 dagen voor de bevrijding. Hij helpt de Amerikaanse strijdkrachten daar enige tijd, hij was goed op de hoogte, en gaat vervolgens op zoek naar zijn familieleden.

Bij zijn terugkomst in Parijs wordt hij meteen gearresteerd omdat hij zijn straf nog niet heeft uitgezeten. In eerste instantie wordt hij weer vrijgelaten, maar later wordt hij alsnog aangeklaagd voor contraspionage, tijdens het proces getuigen veel mensen voor Lasserre zoals mensen uit het verzet, onder andere de beeldhouwer René Ichi, Denise Thiel en Pater Riquet en Duitse joodse onderduikers, mensen van de Duitse KDP, en mede saboteurs.

Toch wordt hij weer gevangen gezet, vlakbij Marseille. Er zijn speciale acties om hem vrij te krijgen maar pas in 1950 besluit Zwitserland hem te helpen en zijn nationaliteit terug te geven. Uiteindelijk wordt hij in 1951 vrijgelaten, hij moet Frankrijk voorgoed verlaten en zich in Zwitserland vestigen.

In Zwitserland gaat hij weer aan het werk, hij sluit zich aan bij de kunstenaarsgroep l'Oeuvre en maakt deel uit van een fonds voor de kunst en de letteren. Hij hertrouwt, uit dit huwelijk komen nog twee kinderen. Hij heeft zich nooit meer ingelaten met de politiek.

Zijn werk is ook drastisch veranderd, zijn beeldhouwwerken zijn abstract, hij is geïntrigeerd door de natuur, maar dan op micro-niveau, de structuren en vormen. Hij ontvangt in 1954 de 1e Prix de l'ECU du Tir Fédéral in Lausanne. Hij krijgt meerdere opdrachten voor de publieke ruimte en hij ontwierp ook penningen en munten, onder meer voor de Zwitserse bank en Israëlische bank.

All artworks