Jan van Heel was een Nederlandse schilder.

Hij werkte in Rotterdam, van 1946 tot 1947 in Parijs en in Den Haag. Van Heel bezocht tot 1925 de avondopleiding van de Academie van Beeldende Kunsten Rotterdam en verhuisde een jaar later naar Den Haag waar hij leraar werd.

In 1951 was hij mede-oprichter van Verve in Den Haag, opgericht door Pulchri Studio-leden, en later Fugare. De nadruk van deze groep lag op abstracte en experimentele kunst, hoewel nog steeds figuratief.

Het werk van Van Heel wordt beschouwd als de Nieuwe Haagse School, een stroming uit de jaren vijftig en zestig die zich verzette tegen de Cobra-avant-gardebeweging en zich liet inspireren door de Haagse School.

Van Heel maakte deel uit van de selectiecommissies voor de Nederlandse bijdrage aan de Biënnale van Venetië en de Biënnale van Parijs. In 1968 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Werk van Van Heel maakt deel uit van de collecties van Museum Maassluis, het Gemeentemuseum Den Haag, het Stedelijk Museum Schiedam, het Stedelijk Museum (Amsterdam), Museum Boijmans van Beuningen, het Van Abbemuseum in Eindhoven, het Centraal Museum in Utrecht en het Rijksmuseum Twenthe in Enschede.