Over de kunstenaar
Tijdens zijn middelbare schooltijd bracht hij zijn vrije uren vaak door in Museum Boymans. In zijn laatste schooljaar combineerde hij dit met avondlessen aan de Rotterdamse Academie voor Beeldende Kunsten. Zijn schildertechnische opleiding volgde hij in München, waarna hij enige tijd als restaurateur in zijn levensonderhoud voorzag. Aanvankelijk werkte hij figuratief; vanaf eind jaren dertig begon hij te experimenteren met abstractie.
Tijdens de oorlogsjaren las hij Spinoza, Kant en Goethe. Spinoza en Kant waren belangrijk voor de ontwikkeling van zijn ideeën over ruimte en oneindigheid, terwijl Goethe hem vooral boeide met diens kleurenleer.
De Haard verdiepte zich daarnaast in het gedachtegoed en werk van de kunstenaars van De Stijl, waarbij vooral de dynamiek van Van Doesburg hem aansprak. Hij voelde een sterke relatie tussen beeldende kunst en muziek en zag deze relatie uitsluitend in termen van werkelijke kleuren versus toon- en klankkleuren. In zijn schilderkunst varieerde hij de helderheid en verzadiging van kleuren.
Al tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte hij zijn eerste geometrisch abstracte werken: meetkundige figuren, gebaseerd op eeuwenoude maatsystemen met als favoriet de gulden snede. Hierbij wordt een lijn zodanig verdeeld dat het kortste stuk gelijk is aan tweemaal het langste stuk. De verhoudingen die hieruit voortvloeien, ogen altijd harmonieus.
Het werk van De Haard heeft een kosmisch karakter en valt op door zijn spannende kleurcombinaties.