Over de kunstenaar
De schilder Herman Gouwe werd op 8 mei 1875 in Alkmaar geboren. Gouwe werd opgeleid aan de Academie van Beeldende Kunsten in Amsterdam, waar hij bevriend raakte met de Maastrichtse kunstenaar Rob Graafland. In de jaren 1908 tot 1927 verbleef Gouwe de helft van het jaar in Zuid-Limburg. De andere helft van het jaar bleef hij in Amsterdam, dat later Blaricum werd en soms buitenlandse steden als Parijs en Tanger. Samen met Jan Bakhoven, Guillaume Eberhard, Rob Graafland, Henri Jonas, J. Van der Kooy, Jos Narinx en Vic Reinders richtte Gouwe in 1910 de Kunstkring van Limburg op.
Na 1910 verblijft hij enige tijd in Blaricum en staat er onder andere in contact met Jan Sluijters, Leo Gestel en Hart Nibbrig, stuk voor stuk vertegenwoordigers van een nieuwe schilderstijl waarbij de nadruk in hun werk valt op een fauvistisch kleurgebruik. Als geen ander is Gouwe er in zijn werk in geslaagd het op- en ondergaan van de zon te verbeelden. Zijn landschappen stralen een harmonische rust uit doordat er een goede balans bestaat tussen het landschap, de werking van licht en schaduw en een enkele mens, meestal een werkende boer. Een zekere invloed van Vincent van Gogh en Paul Gauguin is herkenbaar. Meer invloed heeft hij ondergaan van de samenwerking en vriendschap met de Limburgse kunstenaar Rob Graafland en in mindere mate van Henri Jonas.
In 1909 kreeg hij met zijn academiegenoten Gerard Westermann (1880-1971) en Chris Hammes (1872-1965) de gelegenheid om een expositie in te richten in het Stedelijk Museum te Amsterdam. Voor kunstenaar-criticus Conrad Kickert (1882-1956) was het werk van Gouwe met ‘laaiende luchten’ en ‘waaierstralend zomerlandschap’ aanleiding tot het geven van een voorlopige omlijning van de neo-impressionistische stroming in haar geheel. Gouwe had zich toen reeds toegelegd op thema’s uit het landleven, arbeid en ploegende paarden.
In 1927 ging Gouwe naar Tahiti, waar de schilder Gauguin hem inspireerde. In gezelschap van drie vrienden reisde Gouwe per boot van Toulon in Zuid-Frankrijk naar Polynesie-Tahiti. Hier vestigde hij zich aan de oostkust dicht bij de zee. In het begin schilderde hij vooral portretten en lokale landschappen in diepgroene en bruine tinten. Vanaf het begin van de jaren dertig veranderde zijn kleurenpalet in een intens luminisme. Dat maakte zijn werk aantrekkelijk voor veel Amerikaanse en Australische verzamelaars. Josef Sandberg nodigde hem uit om in Nederland te exposeren, wat resulteerde in een expositie in het Stedelijk Museum Amsterdam in 1959. In datzelfde jaar keerde hij terug naar Tahiti en stierf in 1965 in Papeete.