Over de kunstenaar
Emiel François Poetou (Gent, 1885-1975 Drongen), beeldhouwer.
Emiel Poetou groeide op in Gent, hij volgde de avondschool (tekenen en boetseren), daarna studeerde hij aan de Academie van de Schone kunsten in Gent en Brussel. Hij was leerling van Jean Delvin, Jules en Louis van Biesbroeck in Gent en in Brussel bij Charles Van der Stappen en Victor Rouseau. Zijn medeleerlingen waren Leon Sarteel, Geo Verbanck en Domien Ingels.
In 1912 ontving hij de vierjaarlijkse prijs voor beeldhouwkunst.
In 1927 besloot hij zich volledig aan zijn kunst te wijden en werd hij beïnvloedt door de Avant-Gardistische stromingen in de lijn van Zadkine, Archipenko en Brancusi.
Hij maakte in de jaren 20 expressionistische naakten , madonna's en koppen. Vanaf 1922 werd zijn werk monumentaler. Ook in de jaren 30 maakte hij diverse portretkoppen op zijn eigen karakteristieke manier.
Na de jaren dertig werd zijn werk steeds abstracter, zijn werken toonden in de jaren 50 een verwantschap met Jean Arp en Henry Moore. Zijn naakten kregen ronde vormen en kronkelende lijnen, ook zijn materiaalkeuzes werden anders, zo spoot hij diverse werken met autolak, maar gebruikte ook polyester voor zijn vormen. Halverwege de jaren begon hij ook diersculpturen te maken en gipsen reliëfs van bloemen en bladeren. Totaal ander werk, overigens.
Na zijn 85e verjaardag begon hij opnieuw constructief te werken en had ook nog steeds tentoonstellingen. Hij was iemand die voortdurend op zoek was naar een andere, vernieuwende vormtaal en innovatieve technieken.
Emiel Poetou heeft ook wapens en medailles ontworpen, het wapen van de Gentse Rijksuniversiteit is van zijn hand.