Over de kunstenaar
Jan Hendrik Weissenbruch, ook bekend als Hendrik Johannes Weissenbruch (geboren 19 juni 1824 in Den Haag - overleden 24 maart 1903 in Den Haag) was een Nederlandse schilder van de Haagse School. Hij staat vooral bekend om zijn aquarellen.
Hendrik Johannes Weissenbruch, ook bekend als Jan Hendrik, werd op 19 juni 1824 in Den Haag geboren als tweede zoon van Johannes Weissenbruch en Johanna Hendrika Zaag. Hij kwam uit een artistieke familie. Zijn vader Johannes, een chef-kok en restauranthouder, schilderde in zijn vrije tijd en verzamelde kunst op kleine schaal. Onder Johannes' collectie bevonden zich werken van Andreas Schelfhout en Bartholomeus van Hove. Johannes' neef Jan (1822-80) was een bekend schilder van stadsgezichten. Een andere neef Frederik Hendrik (1828-87) was steendrukker, terwijl zijn jongere broer Frederik Johan, zijn oom Daniel en zijn neef Isaac (1826-1912) allemaal graveurs waren.
Op zijn zestiende kreeg Jan tekenles van Johannes Low. In 1843 kreeg hij avondonderwijs van Bartholomeus van Hove aan de Haagse Academie voor Beeldende Kunsten. Overdag werkte Weissenbruch in het atelier van Van Hove, samen met Johannes Bosboom en Salomon Verveer, aan het maken van decorstukken voor de Koninklijke Schouwburg.
Weissenbruchs vroege werk toonde de sterke invloed van de romantische schilder Andreas Schelfhout. De invloed van Schelfhout is te zien in Weissenbruchs vroege landschappen, die tot in detail zijn geschilderd. Zijn prachtige, bewolkte luchten tonen zijn bewondering voor de zeventiende-eeuwse kunstenaar Jacob van Ruisdael, wiens werk hij op jonge leeftijd in het Mauritshuis in Den Haag zag. Toen hij werd uitgenodigd om les te nemen van deze zeer gevierde kunstenaar, raadde zijn oudere vriend Bosboom hem aan om niet te accepteren. Ik kan niet zomaar "nee, dank je wel" tegen Schelfhout zeggen", sputterde Weissenbruch. Waarop Bosboom zei: "dat moet je doen, Weiss! Je moet leren om op jezelf te staan en door je eigen ogen te kijken." In 1847 stelde Weissenbruch voor het eerst tentoon op de tentoonstelling van levende meesters, en hij werd een van de oprichters van de Pulchri Studio.
In 1849, twee jaar nadat Weissenbruch zijn eerste tentoonstelling organiseerde, kocht het Teylers Museum in Haarlem een van zijn panoramische landschappen. Dat vroege succes duurde echter niet lang. Ondanks het prestige dat hij onder zijn collega's had verdiend, kreeg hij pas eind jaren 1880 publieke erkenning. In deze tussenperiode groeide Weissenbruch uit van een karakteristieke schilder van de Nederlandse Romantiek tot een van de beste vertegenwoordigers van de Haagse School. Zijn levendige duinlandschappen leidden tot een reeks sfeervolle impressies van de Nederlandse polders, waarbij de kunstenaar bijzondere aandacht besteedde aan zijn weergave van de bewolkte lucht met zijn licht en schaduwen en de dynamiek van de permanente wind. Ook het contrast van de lucht met het water is voor hem van groot belang. Zo behoorde hij tot de Kortenhoefse School, een van de volgelingen van de Oosterbeekse School. Deze prachtige olie- en aquarellen werden bijna zonder uitzondering met vrije en delicate penseelstreken geschilderd.
De lucht boven de polders begon een belangrijkere rol te spelen. Zijn kleurgebruik werd geleidelijk aan terughoudender en zijn verfgebruik werd steeds breder en losser. Hierdoor werden zijn landschappen sfeervoller, de dragers van licht en wolken. Hij benadrukte het belang van beide elementen toen hij zei: "De lucht in een schilderij, dat is het belangrijkste! Lucht en licht zijn de grote tovenaars. De lucht bepaalt wat het schilderij is. Schilders kunnen nooit te veel aandacht besteden aan de hemel. We leven van licht en zonneschijn, en gaan met of palet door de droge periodes."
Weissenbruch werkte graag buiten op het platteland. Hij vond zijn onderwerpen meestal in de omgeving van Den Haag waar hij woonde, zelden ver van huis. In 1900, op zeventigjarige leeftijd, maakte hij echter een reis naar Barbizon, waar hij zijn beroemde boslandschap schilderde. De reis naar Barbizon moet voor hem een soort bedevaart zijn geweest, want het was in dit gebied dat de Franse schilders rond 1830 voor het eerst op grote schaal in de open lucht begonnen te schilderen. Deze 'schilders van Barbizon' streefden naar een natuurlijke weergave van het landschap, met bijzondere aandacht voor de sfeer en het licht. Ook voor Weissenbruch was de natuur van het grootste belang.