Over de kunstenaar
Piet van Boxel Sr., geboren op 23 maart 1912 in Rotterdam, was een gerenommeerde Nederlandse aquarellist, schilder en tekenaar. Hij was bedreven in het afbeelden van diverse onderwerpen, waaronder figuren, landschappen, portretten, stadsgezichten, stillevens en strandgezichten.
Van Boxel volgde zijn opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Rotterdam, waar hij werd begeleid door J.G. Heijberg en D. Bautz. Hij maakte studiereizen naar Spanje en Zuid-Frankrijk, die zijn artistieke perspectieven verrijkten. Al vroeg in zijn carrière toonde hij een buitengewone beheersing van de schildertechniek in talloze genrestukken en stillevens, die hij onder andere in opdracht van kunsthandels maakte om in zijn levensonderhoud te voorzien.
Hij ontving de Koninklijke Subsidie en behaalde de Jacob Hartogprijs in 1962 voor zijn aquarel van een meisjesportret. Van 1969 tot 1991 woonde en werkte Van Boxel in Rotterdam, Amsterdam en Den Haag.
Gedurende zijn loopbaan ontwikkelde Van Boxel zich tot een uitmuntend portrettist. Naast het streven naar een treffende gelijkenis, zocht hij ook naar de persoonlijkheid van zijn onderwerpen en trachtte dit tot uiting te brengen in houding en gelaatsuitdrukking. Hij bleef ook trouw aan de filosofie van zijn leermeester J.G. Heijberg: "Er is geen achtergrond, er is alleen kleur. De ene kleur roept de andere op en samen moeten ze in alle hoeken een harmonieus geheel vormen." Naast vele opdrachten schilderde hij portretten van collega-kunstenaars en een lange reeks zelfportretten. Zijn zelfportretten werden zelden tentoongesteld. Toen hij in 1986 na lang aandringen een groot zelfportret exposeerde in Pulchri Studio, won hij prompt de prestigieuze Jacob Hartogprijs.
De buurman van Van Boxel, de aquarellist Ru de Bruyn Ouboter, moedigde hem aan om met aquarel te werken, wat een passie werd voor Van Boxel. Zittend op een laag krukje schilderde hij gebogen over dikke penselen op grote vellen papier die voor hem op de grond lagen. Vaak beeldde hij het interieur van zijn atelier af, met de vele verzamelde objecten en vazen met bijna uitgebloeide bloemen. Keer op keer probeerde hij de juiste kleurharmonieën te vinden om de glazen vazen, verwelkte bloemen, beeldjes en andere voorwerpen weer te geven.
Naast zijn 'ateliertafels' schilderde hij ook de grote bouwprojecten die plaatsvonden in Den Haag in de jaren zestig en zeventig. Ongestoord door omstanders werkte hij aan de randen van bouwputten en bij graafwerkzaamheden, in navolging van zijn grote inspiratie,